Gerrit Jansen: Miljoenen Chinese wolhandkrabben

8996
11 jul 2008

Bron: gelderlander.nl. Vorige week donderdag ben ik met Huub Selten, de laatste Millingse beroepsvisser, de rivier opgeweest.

Met zoon Peter aan het roer van het bootje waar ruim zeventig jaar geleden grootvader al mee viste, hebben we in het Waaltraject tussen de Duitse grens en het Colenbrandersbos de fuiken gelicht in de hoop daar de nodige aal in aan te treffen.

Ik kan niet zeggen dat we niets gevangen hebben. Wat te denken van 50 kilo Chinese wolhandkrab, een enkele voorn en brasem, vier rivierdonderpadden, drie kleine meervallen en waar het uiteindelijk om ging: 2,3 kilo paling. Van zo'n vangst wordt Huub na vier uur vissen niet vrolijk, het gaat hem om de aal; de exotische krabben kunnen hem gestolen worden.

Gemiddeld zitten er op het moment in een kilo wolhandkrab 45 exemplaren. Dat zegt iets over de maat en dus over de leeftijd van deze kreeftachtigen. Vijftig kilo betekent een vangst van 2250 krabben. Huub leegt de fuiken twee keer per week. Al drie weken lang haalt hij elke keer gemiddeld meer dan tweeduizend krabben op. Afgelopen maandag had hij nog 45 kilo. Dat zijn niet dezelfde dieren, want hij neemt zijn vangst mee naar huis om te wegen. De vangstgegevens geeft hij door aan het RIVO, het Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek. Bij de veerstoep gooit Huub de krabben terug in de rivier en gezien de trekrichting – de Chinezen trekken op het moment stroomopwaarts- zullen er niet of nauwelijks krabben twee keer in de fuik lopen. De riviervisser heeft een aantal fuiklijnen in bedrijf. Zo'n lijn bestaat uit een verankerd touw van 50 meter lengte met daaraan vijf of zes fuiken. De lijnen liggen langs de breuksteenoever, dus op geringe diepte. In de fuiken ligt geen aas.

Gezien de totale breedte van de rivier – onderzoek heeft uitgewezen dat de krabben niet alleen langs de oevers maar ook in de vaargeul trekken – vangt Huub maar een fractie van het legioen dat passeert. Als we zijn steekproef extrapoleren over de hele rivierbreedte moeten er miljoenen krabben op trek zijn. En dat is volgens Selten niet normaal. Elk jaar vangt hij in deze periode Chinese wolhandkrabben maar dan betreft het enkele tientallen.

In 1931 werd voor het eerst in een Gronings water een Chinese wolhandkrab gevangen.

De krab had porseleinwitte scharen die wollig behaard waren. Daarmee waren we een biologisch interessant schaaldier rijker, maar tevens een exoot die bestand was tegen kou, warmte, honger en milieuvervuiling en dat zouden we weten!

De verovering van Europa heeft vanuit Duitsland plaatsgevonden. In 1912 trof men daar in de Weser de eerste Chinees aan. In 1929 dook de wolhandkrab in Polen op, twee jaar eerder dan in ons land. Frankrijk volgde in 1943; Engeland in 1973, Portugal in 1988, Zweden in 1994 en Spanje in 1997.

Larvale stadia van de krab zijn waarschijnlijk rond de eeuwwisseling, toen de handel tussen Duitsland en het verre Oosten explosief toenam, in ballasttanks van vrachtschepen meegekomen. De dieren vormen bij tijd en wijle een ware plaag voor beroeps- en pleziervissers. Bij de eersten knippen ze de netten en dan met name de palingfuiken stuk, bij de pleziervissers halen ze het aas van de hengel. In de strang bij Huissen heb ik schooljongens dertig jaar geleden al met een touwtje en een stukje zoetwatermossel als aas de ene na de andere Chinees boven water zien halen.

In plaagjaren zal er zeker van een negatief ecologisch effect sprake zijn. De alleseters ruïneren fonteinkruidvelden en decimeren populaties erwtenmossels en andere weinig mobiele waterorganismen. Zelf worden ze gegeten door blauwe reigers, ooievaars, zaagbekken, kraaien en grote meeuwen. Ook aal, snoek, snoekbaars en niet te vergeten meerval – een vissoort die steeds vaker in de rivier wordt waargenomen; Huub ving er dit jaar al een van 1.20 meter – hebben de wolhandkrab op het menu staan. Maar deze roofvijanden hebben voorlopig weinig effect op de explosieve groei van deze krabben. Het lijkt erop dat de temperatuur van het voortplantingswater bepalend is voor het voortplantingssucces. Als strenge winters verder uitblijven, weten we nog niet wat ons te wachten staat.

Vanaf eind augustus verplaatsen de volwassen krabben – ze zijn dan minstens drie jaar oud – zich van het zoete naar het zoute water om daar te paren. De vrouwtjes dragen tot eind mei de eieren bij zich en dat kunnen er wel een miljoen zijn. Ik heb in de Waddenzee in het voorjaar wel eens een vrouwtje met eieren gevonden. Gezien de regelmaat waarmee ik daar kom, had ik dit veel vaker verwacht, maar kennelijk houden de vrouwtjes zich dan in dieper water op. Als de eieren uitkomen, gaan de wijfjes dood; de mannen sterven direct na de paring. De jonge krabben keren als ze twee jaar oud zijn, terug naar het zoete water.

Tijdens de voortplantingstrek gaan de mannetjes vooruit. De vrouwtjes volgen wat later. In de fuiken van Huub trof ik zowel mannen als vrouwen aan. Jong en oud. Er waren dieren met een rugschild van 3 centimeter, maar ook met de maximale maat, namelijk 8 centimeter.

Volgende week meer over deze bijzondere vreemdeling.

Bron: gelderlander.nl

Er zijn geen gerelateerde berichten.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.