Wil de laatste snoekbaars het licht uitdoen (video)

21621
24 dec 2009

Bron: Visionair nr 14. Tekst: Michel Verschoor. ‘Over een paar jaar is er geen snoekbaars meer’, voorspelt een groeiend aantal sportvissers op basis van teruglopende snoekbaarsvangsten. De snoekbaars is een gewaardeerde consumptievis en mag vanwege de aalperikelen op een warme belangstelling van beroepsvissers rekenen.

Daarbij doen het steeds helder wordende water, aalscholverpredatie, stroperij en de opkomst van de snoek Sander lucioperca holandica ook geen goed. De vraag dient zich dan ook aan of een beperking van de snoekbaarsvangst noodzakelijk is.

Een belronde langs hengelsportverenigingen, professionele wedstrijdvissers, beroepsvissers en hun vertegenwoordigers, biologen en visstandbeheercommissies (VBC’s) over de staat van de Nederlandse snoekbaarsstand, levert een aardige rits feiten en meningen op – variërend van gematigd positief tot uitgesproken negatief. Aangezien alarmerende berichten over een afnemende snoekbaarsstand al jaren de ronde doen, kijken we eerst eens naar de beschikbare gegevens over de snoekbaarsstand. Die zijn er van het IJsselmeer en Markermeer, Gooimeer en Veluwemeer, en het Volkerrak-Zoommeer.

Grote vis ontbreekt

Uit het IMARES-rapport ‘Vismonitoring in het IJsselmeer en Markermeer 2008 (PDF)’ (zie grafiek) blijkt dat ‘het bemonsterde snoekbaarsbestand in het IJsselmeer zich bevindt op hetzelfde niveau als voorgaande jaren’. Daar wordt fijntjes aan toegevoegd dat dit nog steeds ‘onder het gemiddelde niveau ligt van het afgelopen decennium’. Ook de omvang van de jonge aanwas in 2008 is vergelijkbaar met die van het voorgaande jaar. In het Markermeer is het aandeel nuljarige snoekbaars teruggezakt ten opzichte van de periode 1998- 2001, maar dat is nog altijd hoger dan in de periode 1989-1998.

Opvallend is dat in beide meren zelden snoekbaars groter dan 42 centimeter wordt aangetroffen. De verklaringen in het rapport luiden dat deze wordt weggevangen door de beroepvisserij of dat grotere snoekbaars zich niet laat insluiten met de grote kuil.

Overexploitatie

De topjaren voor het beroep liggen echter ook al weer ver achter ons. Waar in 1971 en 1975 op het IJsselmeer nog zo’n 1200 ton snoekbaars via de afslag werd verhandeld, was dit in 2008 amper honderd ton. ‘Een vergelijkbaar laag niveau als de afgelopen vier jaar’ blijkt uit de aan IMARES geleverde aanlandingsgegevens van de IJsselmeervisafslagen door het Productschap Vis.

Uit deze gegevens valt verder op te maken dat vooral sinds 2005-2006 de gemiddelde lengte per jaarklasse sterk terugloopt. “Sinds de jaren tachtig is op het IJsselmeer sprake van overexploitatie”, verklaart Eddy Lammens van de Waterdienst Lelystad. “Nu de aalvisserij minder opbrengt, neemt de visserijdruk op snoekbaars toe. Af en toe zit er een sterke jaarklasse tussen, maar die wordt vervolgens sterk overbevist. De snoekbaars kan niet groot groeien.” De tegenvallende opbrengsten zijn voor een aantal beroepsvissers de reden geweest om over te stappen op door de overheid gesubsidieerde kweek van deze roofvis.

Andere geluiden

De op zijn zachtst gezegd matige snoekbaarsbestand op het IJsselmeer en Markermeer is vanwege de jarenlange overbevissing echter geen goede graadmeter voor de rest van Nederland. Zo heeft Maikel van Breugel van de VBC Randmeren geen indicatie dat de snoekbaarsstand op de Zuidelijke Randmeren de laatste jaren terugloopt. “De snoekbaarsbijvangsten van het beroep blijven redelijk stabiel en ook de sportvissers hoor je hier niet klagen.”

Op het Volkerrak-Zoommeer is de gemiddelde snoekbaarsstand tussen 2002 en 2008 wel afgenomen. In het Krammer Volkerrak van zo’n 63 kilo naar ongeveer 43 kilo per hectare. De gegevens van het Zoommeer laten een jojo-effect zien. In 2000 werd er 35 kilo per hectare aangetroffen, dit daalde in 2002 naar 13 kilo om in 2008 op 21,2 kilo uit te komen – waarbij er sprake was van een evenwichtige opbouw van alle jaarklassen.

“Het omslagpunt voor het Volkerrak-Zoommeer ligt duidelijk in 2006”, zegt Hans den Bakker van de plaatselijke VBC. “Beroepsvissers treffen minder en vooral kleinere snoekbaars aan in hun fuiken. De vangstmeldingen van sportvissers(*) bevestigen dat beeld.” Volgens Den Bakker is het te vroeg om van een probleem te spreken. “Er zwemt nog altijd voldoende snoekbaars rond om voor voldoende nageslacht te zorgen en de aantallen naderen de kritieke ondergrens nog niet.”

* Op het Volkerrak-Zoommeer hebben sportvissers die snoekbaars mee naar huis nemen naast hun VISpas een extra vergunning nodig die wordt uitgegeven door Sportvisserij Zuidwest Nederland. Daarin is opgenomen dat de meegenomen vissen, maximaal drie per dag, worden geregistreerd zodat de vangstgegevens kunnen worden geanalyseerd. Ook in sommige VBC’s wordt geëxperimenteerd met vangstregistratie door sportvissers en gaan er zelfs stemmen op om verplichte vangstregistratie op te nemen in toekomstige visplannen.

Strikte voorwaarden

Die laatste constatering rechtvaardigt wellicht het besluit dat in de afgelopen jaren steeds meer VBC’s beroepsvissers de mogelijkheid geven om op snoekbaars te vissen. Zo mogen de vijf beroepsvissers die op het Volkerrak-Zoommeer met de zegen op brasem vissen van 1 november tot 31 maart ook 10.000 kilo snoekbaars aanlanden.

Ook op de Randmeren, in Friese wateren en op andere locaties hebben beroepsvissers de mogelijkheid gekregen om – met inachtneming van strikte vergunningsvoorwaarden – op snoekbaars te vissen. “Om overbevissing te voorkomen zijn er duidelijke afspraken gemaakt met het beroep over vangstquota, -periodes en -methoden”, licht Van Breugel het besluit toe.

Daarbij hebben de meeste VBC’s buitengewoon opsporingsambtenaren rondlopen die de zaken volgens Van Breugel en Den Bakker tegenwoordig ‘aardig onder controle hebben’. Van Breugel: “Als blijkt dat het beroep zich niet aan de afspraken houdt, trekken we de vergunning om bijvangst mee te nemen weer in.” Op een aantal locaties is er inderdaad een enkele beroepsvisser, eenmaal betrapt op ‘stroperij’, zijn licentie kwijtgeraakt.

Zoeken naar oorzaken

Overbevissing zou echter wel eens niet de enige, en misschien zelfs niet eens de belangrijkste, oorzaak voor de teruglopende snoekbaarsvangsten kunnen zijn. Wat daarvoor dan wel de oorzaken zijn, is moeilijk eenduidig te verklaren. “Snoekbaarsbestanden kunnen jaarlijks of over langere periodes aanzienlijk fluctueren”, aldus Eddy Lammens van de Waterdienst Lelystad. “Dat gebeurt onder invloed van uiteenlopende en veranderlijke factoren zoals watertemperatuur, voedselaanbod en visserijdruk. Daarbij is de snoekbaars nu eenmaal onderhevig aan sterke en zwakke jaarklassen.”

Eigenlijk gaat het over heel Nederland genomen vrij goed met de snoekbaarsstand, beweert Lammens. “Zeker wanneer we met een helikopterview naar de afgelopen twintig jaar kijken. Wil je harde conclusies kunnen trekken over individuele wateren, dan moet de snoekbaarsstand daar over minstens tien of twintig jaar zijn bemonsterd.”

Helder, voedselarm water

De geluiden over verminderde vangsten worden slechts op een enkele locatie, zoals het IJsselmeer, ondersteund door overeenkomstige onderzoeksdata. Toch bereiken tegelijkertijd ook Lammens steeds meer signalen dat de snoekbaarsvangsten afnemen. “Het steeds schonere en alsmaar helder wordende water wordt als een belangrijke oorzaak genoemd. De strengere milieueisen – in heel Nederland ligt riool, fabrieken lozen minder afvalstoffen en het is bijna gedaan met de laatste septic tanks met overstort bij campings en woonboten – hebben er ook voor gezorgd dat veel wateren tegenwoordig minder voedselrijk en troebel zijn dan vroeger.”

 

En voor veel natuurorganisaties en waterschappen is het op een groot aantal plaatsen nog niet genoeg. Om natuurdoelen te halen (zeldzame orchideeën houden bijvoorbeeld van een voedselarm milieu) of te voldoen aan de maatstaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, is schoon water een doel op zich geworden. “Snoekbaars houdt daarentegen van troebel en voedselrijk water. Die zal dus doorgaans, en waar mogelijk, al snel via boezemwateren naar andere leefgebieden migreren zodra de omstandigheden veranderen.” (zie hieronder ‘De lol raakt er vanaf’)

Aalscholverpredatie

Ook de aalscholver krijgt in deze discussie vaak de Zwarte Piet toegespeeld. Van achthonderd broedparen in de jaren zestig is het bestand gegroeid naar de huidige circa 25.000 paren. In de zomer verblijven er naar schatting 75.000 aalscholvers in Nederland, becijferde bureau Witteveen + Bos in 2007.

Deze vogels eten gemiddeld 306 tot 441 gram vis per dag en verorberen wat ze voor de bek komt. Daarbij schijnt de snoekbaars een makkelijk prooi te zijn. Bij gevaar vlucht deze vis niet, maar houdt hij zich gedeisd op zijn leg. Wordt het water nog helderder, dan kan de schade verder toenemen omdat de aalscholver zijn aan de grond genagelde prooi al op grote afstand kan uitkiezen.

Onderzoeker Marcel Klinge van Witteveen + Bos constateerde dat het jaarmenu van de aalscholvers van Wanneperveen (Overijssel) voor 6,5 procent uit snoekbaars bestaat. Als het aantal aalscholvers met negentig procent wordt teruggebracht, stijgt de snoekbaarsoogst voor de visserij van 0,8 kilo naar 2,5 kilo per hectare. Afgezien van de vraag of dit wenselijk is, stuit dit op wetgeving: de aalscholver is een beschermde diersoort.

Op de rode lijst?

De noodkreet van sportvissers mag dan voorbarig lijken, iets meer aandacht voor de kwestie kan wellicht geen kwaad. Onderzoeksdata van sommige wateren (IJsselmeer) bewijzen dat er sprake is van overbevissing en op andere wateren lijkt sprake van een neerwaartse trend en is onomstotelijk sprake van ongelijkmatige lengte van jaarklassen. Daarbij zijn er meer beroepsvissers dan ooit die snoekbaars als bijvangst mogen houden of er zelfs gericht op mogen vissen.

Ook de jaarlijkse oogst van sportvissers en stroperij is mogelijk omvangrijker dan wordt aangenomen. Tenslotte zal het aantal meren en rivieren waar het doorzicht verbetert verder toenemen en worden aalscholvers in een land met een sterke vogellobby voorlopig niet afgeschoten.

De vraag of snoekbaars een potentiële Rode Lijstsoort is, neigt vooralsnog naar ongefundeerde stemmingmakerij. Maar meer, grootschaliger, gerichter onderzoek en vangstregistratie lijken zeker nodig om erachter te komen of vangstbeperkende maatregelen op termijn nodig zijn. Het is daarbij van belang dat sportvissers, beroepsvissers, beheercommissies, waterschappen en natuurorganisaties boven hun eigen particuliere belang uitstijgen en de snoekbaars als uitgangspunt nemen.

De lol raakt er vanaf

Het snoekbaarsbestand in de Vinkeveense plassen, op locaties in de Wieden-Weerribben, de Vlaardingse Vlietlanden en in ander schoon en helder water is inmiddels aardig gedecimeerd. Op andere locaties, zoals een beschermd laagveen natuurgebied van Landschap Noord-Holland nabij Ilperveld, hangt de toekomst van de snoekbaars aan een zijden draadje.

De wedstrijdvissers van de plaatselijke hsv Landsmeer-Den Ilp maken op hun favoriete water De Breek dagen mee dat er ‘helemaal niets meer wordt gevangen’. Secretaris Jan Zegers: “Op onze wedstrijddag in augustus hadden we met negentien boten vier snoekbaarzen! Dat is niets vergeleken met begin 2000.” Het heldere water is volgens Zegers de oorzaak van de tegenvallende vangsten. “Vroeger was er zelden veertig centimeter zicht. Tegenwoordig kijk ik met de pijlstok drie meter diep zo op de bodem. De kippenboerderijen en septic tanks die vroeger op het water loosden, zijn allemaal verdwenen. Het water is daardoor voedselarmer en minder troebel geworden.”

De lol raakt er voor de wedstrijdvissers een beetje vanaf. Vooral nu het Hoogheemraadschap van plan is het water van de Breek bij Het Ilperveld af te dammen van het Noordzeekanaal. Zegers: “Nu stroomt er nog troebel en voedselrijk water binnen. Als dat straks stopt, is het hier helemaal afgelopen met de snoekbaars.”

Verontruste sportvissers

Hoewel de vangstgegevens niet alarmerend lijken en de VBC’s strenge maatstaven tegen overexploitatie zeggen te hanteren, is menig sportvisser er allesbehalve gerust op. Freek van Emst, voorzitter van hengelsportvereniging De Snoekbaars in de regio Heerde-Ede, is zelfs uitgesproken pessimistisch. “Ik verwacht op termijn hetzelfde als bij de aal is gebeurd: een volledig vangstverbod voor sportvissers, terwijl het beroep snoekbaars mag blijven oogsten.”

Volgens Van Emst wordt dit scenario onder meer veroorzaakt door stropers. “Die houden in tegenstelling tot de geruststellende woorden van VBC-vertegenwoordigers nog altijd flink huis. En dan doel ik zowel op de rasechte stropers, beroepsvissers die meer oogsten dan ze registreren en kwaadwillende ‘sportvissers’ die met de hengel stropen.” De respectabele kiloprijs is op den duur funest voor de snoekbaars, verwacht Van Emst.

Uitgeputte goudmijn

Als recentelijk afgezwaaid voorzitter van het Nederlands Kampioenschap Snoekbaarsvissen (NKS) – waarbij de wedstrijden worden gevist volgens het catch & release principe – sluit Gerben Mul zich voor wat betreft een aantal wateren aan bij de zorgen van Van Emst. “Toen ik in 2001 voor het eerst op de Waal viste, was dat een goudmijn. Op een visdag vingen we veertig tot vijftig vissen, die vrijwel allemaal groter dan zestig centimeter waren. Nu vang ik daar op een mooie dag niet meer dan tien kleine visjes.”

In tegenstelling tot Maikel Van Breugel van de VBC Randmeren, is Mul ook minder positief over het Gooimeer. “Daar is nog steeds snoekbaars te vangen, maar de aantallen halen het niet bij de vangsten van twintig jaar geleden.” Gevraagd naar de oorzaak wijst hij net als Van Emst met de beschuldigende vinger naar stropers en beroepsvissers. Zijn sombere constateringen over de Waal en het Gooimeer gaan echter niet op voor alle wateren waar de NKS-deelnemers in wedstrijdverband actief zijn. “Op het IJ en Noordzeekanaal wordt nog altijd goed, tot zeer goed, gevangen.”

Bron: Visionair 14 (jan. 2010). Tekst: Michel Verschoor.

Er zijn geen gerelateerde berichten.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.