Zoetwatervis als blinde vlek voor natuurbeheerders

10570
11 jul 2011

Onbekend maakt onbemind. Landelijke en provinciale natuurorganisaties en hun achterban hebben vooral oog voor wat er boven water leeft. Daarentegen bestaat er slechts geringe belangstelling voor vissen. Klopt dit beeld? Of is er onder natuurbeheerders de laatste jaren juist meer interesse voor de biodiversiteit onder water?

De 12 Landschappen, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de waterschappen hebben samen een flinke plas water in eigendom. In hun beheergebieden liggen sloten, meren, kolken, petgaten, vennen, sprengen, beken, poelen, boezems, waterwinkanalen en zelfs een stuk voormalig IJsselmeer: de Oostvaardersplassen. Donateursmagazines staan ieder kwartaal vol (beeld)verhalen over alom beminde moeras- en weidevogels, oogstrelende planten van vochtige, voedselarme milieus en zeldzame zoogdieren zoals de otter.

Over vissen wordt vrijwel nooit gerept. Ook lijken de visstand en soortenrijke vismilieus zelden meetobject in kwaliteitstoetsen voor waterrijke terreinen die in eigendom zijn van natuurorganisaties. In het Natuurmonumenten jaarverslag 2010 zet de afdeling Natuur & Landschap een flink aantal kwaliteitstoetsen in de etalage. Geen van die toetsen betreft de kwaliteit van onderwatermilieus.

Volgens Frank de Roder, medewerker van Staatsbosbeheer in de Oostvaarderplassen, wordt de visstand in deze wateren slechts sporadisch bemonsterd. In ieder geval gebeurt dat niet volgens de KRW norm van eens per zes jaar. “In 2010 heeft er eindelijk weer eens een visstandonderzoek plaatsgevonden. Het vorige onderzoek werd in het begin van de jaren ’80 uitgevoerd. Dat is natuurlijk te weinig voor zo’n belangrijk natuurgebied.”

Historisch gegroeid

Zijn natuurbeschermingsorganisaties zich bewust van deze ‘blinde vlek’? Tim van den Broek van Natuurmonumenten: “Het klopt dat er minder aandacht is voor vis. Dat komt deels doordat vissen in de meeste wateren voor publiek en beheerders onzichtbaar zijn. Onbekend maakt dan al snel onbemind. Al vind ik een vergelijking tussen de aandacht voor bijvoorbeeld vogels en vissen wat ongelukkig. Voor weidevogels zijn in Nederland tal van beschermde gebieden aangewezen en met een toenemend aantal weidevogelsoorten gaat het bijzonder slecht.”

Ook fauna-ecoloog Meta Rijks van Staatsbosbeheer erkent dat natuurorganisaties en hun achterban meer aandacht hebben voor ‘bovenwaternatuur’. “Dat is historisch zo gegroeid,” verklaart Rijks. “Natuurbeschermingsorganisaties zijn ooit begonnen met het in kaart brengen en beschermen van wat zichtbaar achteruit ging. Dat was en is een hele klus omdat de benodigde menskracht en middelen beperkt zijn. Aan vis zijn we met zijn allen nauwelijks toegekomen. Hoewel er vooruitgang is geboekt, is ook nog steeds sprake van een kennisachterstand. Maar we zijn ons er bij Staatsbosbeheer van bewust dat vissen meer aandacht verdienen.”

Natura 2000 en KRW

Onderzoeker Fabrice Ottburg – van het Centrum Landschap, Team Ecologische Netwerken bij Alterra-WUR en voorzitter van de RAVON-werkgroep Poldervissen – ziet de aandacht voor vis onder terreinbeherende organisaties de laatste twintig jaar echter langzaam toenemen. “Er wordt meer dan ooit onderzoek gedaan naar visgemeenschappen. Vooral in Natura2000-gebieden en in KRW-lichamen. Zo is het bij het maken van natuurbeheerplannen voor Natura2000-gebieden van wezenlijk belang eerst een verspreidingsbeeld te hebben van de vissoorten waarvoor het betreffende gebied is aangewezen. Als we weten waar de hotspots van beschermde soorten liggen en hoeveel het er zijn, kunnen beheerders daar rekening mee houden in beheerplannen. Vis wordt in beheeronderzoek vaker meegenomen om evenwichtige natuurdoelen te kunnen formuleren.”


Grote modderkruipers zijn een indicator voor een goede ecologische kwaliteit

De Kaderrichtlijn Water zorgt er volgens Rijks, Van den Broek en Ottburg in toenemende mate voor dat visgemeenschappen in de belangstelling staan. Rijks: “Bij het in kaart brengen en beheren van flora en fauna zijn natuurbeheerders grotendeels afhankelijk van overheidssubsidies. Dankzij de Kaderrichtlijn Water komt er nu ook Europees geld beschikbaar dat ongetwijfeld motiveert om aquatische habitats scherper in beeld te krijgen. Er is dan immers een mogelijkheid om specifieke knelpunten aan te pakken.”

Niets te zeggen over water

De kennisachterstand is volgens Ottburg bovendien deels al ingelopen. “Na de periode van H.C. Redeke (tot 1945), duurde het lang voordat zoetwatervissen ecologisch weer een flinke impuls kregen. In 1996 verscheen de eerste vissenatlas ‘Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen’ van Henrik de Nie. In 2000 verscheen ‘Vissen in Limburgse beken’ van Crombaghs et al. Met deze twee standaardwerken is een startschot gegeven. Tegenwoordig zijn ook vissenatlassen beschikbaar in Noord-Brabant, Utrecht, Overijssel en Gelderland. Ook Noord-Holland en Zuid-Holland werken aan een editie. We weten nu steeds meer over verspreidingsbeelden, maar helaas nog te weinig over het gedrag van zoetwatervissen.”

Als onder natuurbeheerders al sprake is van geringe belangstelling voor vis ten opzichte van andere diersoorten, dan is de oorzaak volgens Ottburg dat natuurbeheerders weinig tot niets te zeggen hebben over de meeste wateren. Waterschappen en Rijkswaterstaat zijn hoofdverantwoordelijk voor de waterstand en de waterkwaliteit en daarmee bepalen zij in belangrijke mate de plaatselijke biodiversiteit.

Toch is volgens Ottburg een duidelijke tendens zichtbaar richting gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Deels onder invloed van Natura 2000 en de Kaderrichtlijn, die alleen goed kunnen worden nageleefd als alle neuzen dezelfde kant op staan. Ook werken natuurbeheerders en belangenorganisaties voor sport- en beroepsvisserij steeds vaker samen binnen Visstand Beheer Commissies. Zo ondertekenden tal van belangenorganisaties in maart dit jaar een samenwerkingsovereenkomst met VBC Reest en Wieden voor Noordwest Overijssel en Zuidwest Drenthe.

Vistrappen en klimaatbuffers

Er lijkt nog een nuancering gerechtvaardigd. Water krijgt na eeuwen indammen, inpolderen, bedijken en afsluiten overal in Nederland weer de ruimte. In het afgelopen decennium participeerden vrijwel alle natuurbeheerders in het creëren van overloopgebieden (zogeheten klimaatbuffers of waterberginsprojecten) en hermeandering van beken en rivieren. Het netto resultaat van die inzet is dat ook vis in onze binnenwateren de ruimte heeft gekregen. Verder zijn de nodige vispassages zoals vistrappen aangelegd en wordt met belangenorganisaties van sport- en beroepsvisserij gezamenlijk opgetrokken de Haringvlietsluizen op een kier te krijgen.

Oevers van sloten, kanalen en plassen worden natuurvriendelijk ingericht. Zo is afgelopen winter in de Amsterdamse Waterleidingduinen de steile oever van het zogeheten Boogkanaal door een graafmachine afgevlakt. Over een lengte van een kilometer zijn ondieptes gecreëerd die in het voorjaar snel opwarmen en kunnen dienen als paaiplaats voor vis. In het project Boeren als Waterbeheerders, van onder meer Waternet, wordt 25 kilometer natuurvriendelijke oever gerealiseerd op agrarisch land.

Staatsbosbeheer liet een aannemer onlangs een natuuroever aanleggen op het Schildmeer bij Steendam – een van de velen in het hele land. En op de grens van Groningen en Drenthe is Natuurmonumenten initiatiefnemer van een van de grootste Nederlandse waterbergingsprojecten. Al deze maatregelen zijn gunstig voor vissen.

Selectieve aandacht

Toch lijkt er onder natuurbeheerders wel sprake van selectieve aandacht. Zo is er een duidelijke voorkeur voor vissen in voedselarmere milieus. Onderzoek naar het voorkomen van relatief zeldzame soorten als beekhart prik, grote modderkruiper, stekelbaars en ruisvoorn lijken favoriet onder ecologiestudenten en vrijwilligers die aan visbemonstering doen. De aandacht voor huistuin- en-keukensoorten – die onder sportvissers favoriet zijn – zoals voorn, brasem, karper of snoekbaars steekt hier schril tegen af.


Er is nauwelijk aandacht voor algemeen voorkomende vissoorten

Ottburg: “De vraag is of je van natuurbeschermers kunt verlangen dat zij zich inzetten voor algemene soorten zoals karper en de snoekbaars. Soorten die naar mijn mening ook nog eens exoten zijn.” Exoten hebben onder natuurbeheerders een dubieuze reputatie. In voedselrijke wateren worden ze met dominante witvissoorten via actief biologisch beheer soms weggevangen. Belangen van beroeps- en sportvissers en de intrinsieke waarde van algemene soorten worden daarbij nog te vaak over het hoofd gezien. “Maar exoten zoals karper en snoekbaars worden ook nog steeds met hetzelfde gemak overal uitgezet,” werpt Ottburg tegen. “Zonder dat hieraan vooraf een 0-meting heeft plaatsgevonden of is onderzocht wat de mogelijke effecten op reeds aanwezige flora- en fauna kunnen zijn.”

Ook Van den Broek plaatst een kanttekening. “In de kwestie rond actief biologisch beheer zijn vooral de waterschappen leading. Natuur- en terreinbeheerders zijn bovendien al lang niet doof meer voor de belangen van sport- en beroepsvisserij.”

Aantrekkelijke leefgebieden ontwikkelen

“Natuurlijk zijn soorten gelijkwaardig, maar sommige soorten hebben nu eenmaal meer aandacht en zorg nodig dan andere soorten,” verklaart Meta Rijks de selectieve belangstelling. “De rol van natuurorganisaties is zeldzame soorten beschermen door hun habitat te verbeteren. Met betrekking tot vis kun je constateren dat onze binnenwateren voor het overgrote deel veel te voedselrijk zijn ten opzichte van circa anderhalve eeuw geleden, toen er nog geen kunstmest werd gebruikt en de stikstofdepositie minimaal was. De natuur is sindsdien volledig uit evenwicht.

Door bepaalde watersystemen voedselarmer te maken, herstellen we de balans. Nationaal Park Weerribben-Wieden is wat dit betreft een succesvol voorbeeld. Verder is vrijwel al het Nederlandse water troebel en voedselrijk. Voor soorten van deze voedselrijke systemen is overigens wel degelijk aandacht. Die aandacht focust zich vooral op de uiterwaarden van grote rivieren, waar we met natuurontwikkelingsprojecten zorgen voor een natuurlijke inrichting van bijvoorbeeld nevengeulen.

Die projecten zijn er nadrukkelijk ook op gericht aantrekkelijk leefgebied voor vissen te ontwikkelen.” Tim van den Broek van Natuurmonumenten voegt daar aan toe dat de meeste wateren of heel eutroof, of juist heel voedselarm zijn. “Gradiënten ertussen ontbreken. Toch zijn die wel nodig om migratie mogelijk te maken en de soortenrijkdom ook plaatselijk te behouden.”

Inzet vrijwilligers nodig

Als sport- of beroepsvissers desondanks menen dat bepaalde vissoorten meer aandacht verdienen van natuurbeheerders en waterschappen, zou Van den Broek hopen dat vrijwilligers zich daarvoor gaan inzetten. “Om nog even de lastige vergelijking tussen vogels en vissen aan te halen: Nederland heeft vele duizenden vrijwilligers die zich inzetten voor de bescherming van weidevogels. Die mensen praten mee in overlegorganen, doen aan monitoring en helpen schadelijke ontwikkelingen tegenhouden.

Sportvissers zouden zich wat mij betreft op dit gebied nog beter kunnen profileren. Het zijn immers natuurliefhebbers en rustzoekers. Vrijwilligers zouden de belangstelling voor vis onder natuurbeheerders en het publiek een flinke impuls kunnen geven. Als ze groot denken en alle belangen meewegen, is dat mooi meegenomen.”

Bron: Visionair nr 20 - juli 2011. Meer over Visionair -  Abonnement

(Michel Verschoor)

Er zijn geen gerelateerde berichten.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.