De winter van 1963: recordkoud en massale vissterftes

9302
25 jan 2013

En dan nu een verhaal uit de oude doosch: over massale vissterfte door de strenge winter in 1962-63. Exact 50 jaar geleden tekende zich de strengste winter af sinds het begin van de metingen in 1706. De sneeuwval begon al op 16 november 1962, maar de winter kwam pas echt op gang in december.

Foto: Auto's banen zich in 1963 een weg over het IJsselmeer (Transisalania.blogspot.com)

Op veel plaatsen zou het bijna drie maanden achtereen elke dag vriezen, terwijl het noordoosten al die tijd onder de sneeuw lag (circa 80 dagen aaneengesloten). Het IJsselmeer was vóór Kerst dichtgevroren. Sneeuwduinen bereikten een hoogte van 3 meter. Een dooi-aanval begin januari slaagde niet. Halverwege januari viel er opnieuw veel sneeuw.

Inmiddels lagen er ijsbergen in de Waddenzee en op de Gouwzee stonden auto's geparkeerd. Op 18 januari (Elfstedentocht) daalde de temperatuur in Joure tot -21 graden. Ook februari bleef zeer koud. Op 25 februari was er een autotoertocht over het IJsselmeer. De eerste dagen van maart vroor het nog 10 tot 16 graden. Pas op 5 maart kwam er een einde aan de “winter van de eeuw”.


Elfstedentocht 1963

Vissterfte

IJslagen van 60-80 cm dikte en een dikke, zeer langdurige sneeuwbedekking kondigen omvangrijke vissterften aan. Het bange vermoeden bij de sport- en beroepsvisserij is dat vooral in ondiepe polderwateren de visstand compleet zal zijn uitgestorven. Gedurende de winter worden al verschillende maatregelen genomen om de problemen te verminderen. Op initiatief van de Visserijinspectie (onderdeel van het ministerie van Landbouw en Visserij) start een “compressoractie”.

Overal in het land worden bij de “uitgevroren” aannemers compressoren opgehaald en door chauffeurs van de OVB naar de bedreigde viswateren getransporteerd. De tientallen compressoren pompten lucht onder het ijs om de vissen te redden van verstikking. De OVB verzorgde ook de technische assistentie, brandstofvoorziening en de verzekering van het geleende materiaal. Op het hoogtepunt stond voor een verzekerd bedrag van fl. 560.000,- aan materiaal te draaien.

Tegelijkertijd worden voorbereidingen getroffen om na de dooi en voor de paaitijd, een maximale hoeveelheid pootvis uit te zetten in de wateren die te kampen hadden gekregen met massale vissterfte. Na het verdwijnen van het ijs, werd in ruim 3 weken tijd 110 ton vis, vooral voorn, als pootvis gevangen in het IJssselmeer. Uitzettingen vonden plaats bij 180 hengelsportverenigingen, vooral in de zgn. “uitgestorven gebieden”. De IJsselmeervissers geven echter geen toestemming voor het vangen en uitzetten van 50 ton ondermaatse aal.

Verbluffend herstel

Na verloop van tijd kon de balans van de winter van 1963 worden opgemaakt. Het Jaarverslag 1963 van het ministerie meldt “zeer omvangrijke vissterftes in grote delen van het land, vooral in de ondiepe binnenwateren en wateren met een ernstige waterverontreiniging”. Maar ook wordt gemeld: “ de visstand heeft zich in de loop van het jaar voor een deel op verbluffende wijze kunnen herstellen”.

De vissen paaiden beduidend later dan gewoonlijk , maar er is een goede ontwikkeling van het broed geweest. De vis, zoals snoek, brasem, voorn, kolblei en karper bleek blijkbaar vooral ook op eigen kracht de sterfte te compenseren. Groei en produktie waren bijzonder hoog. De glasaalintrek had in ruime mate plaats. Niettemin nam het aantal beroepsvissers in de getroffen gebieden flink af en moesten overstappen op ander werk.

Visrechten

Het beeld dat in de Jaarverslagen 1964 en 1965 wordt geschetst, is dat de invloed van de zeer strenge winter uiteindelijk niet groot is geweest. Met uitzondering van de aalstand in polderwateren, bleek de visstand zich grotendeels te hebben hersteld of zelfs als beter te worden beoordeeld dan voor de wintersterfte. Dit betrof dan vooral de snoekstand. Van veel grotere en langdurige invloed bleken uiteindelijk de periodieke vissterften als gevolg van de snel toenemende waterverontreiniging in grote delen van het land.


Bijna geen doorkomen aan (foto: Gemeente Archief Zaanstad)

De beroepsvisserij in poldergebieden nam als gevolg van de verminderde visserijmogelijkheden getalsmatig wel sterk af, waarbij visrechten deels overgingen naar de sportvisserij. En hoewel in 1963 de deelname door de sportvisserij in het gehele jaar wat lager was, lijkt de reden daarvan veel meer het weinig aanlokkelijke weer in de zomerperiode, dan de roemruchte winter daaraan voorafgaand.

-> Alles over vissterfte in de winter

Er zijn geen gerelateerde berichten.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.