Vis & water

Aal: meerdere paaiplaatsen in Sargasso Zee?

5513
16 dec 2010

Gehoorsteentjes van vissen (otolieten) verschaffen onderzoekers steeds meer informatie over biologische eigenschappen, zoals groei en migratie van vissen in allerlei levensstadia. In de gehoorsteentjes slaan vissen sporenelementen op, zoals natuurlijk radioactieve stoffen, die met behulp van moderne apparatuur en technieken kunnen worden opgespoord. Net als in bomen worden in de otolieten ringen gevormd.

Aallarven leggen bijvoorbeeld een ring aan, als zij zich na het dooierzakstadium actief gaan voeden. Een aantal aalonderzoekers heeft de samenstelling van otolieten van glasalen uit een aantal landen onderling met elkaar vergeleken en met de otolieten van in de Sargasso Zee gevangen larven. Het doel was te onderzoeken of er zich één of misschien meerdere paaiplaatsen binnen de Sargasso Zee bevinden.

Verschillen in de samenstelling van de otolieten, bijvoorbeeld tussen glasaal die in Nederland aankomt en Frankrijk, zou kunnen wijzen op meerdere paaiplaatsen. Van elf lokaties, verspreid over Frankrijk, Engeland, Ierland, Spanje en Nederland, werden in 2006, 2008 en 2009 glasalen onderzocht.

Opvallende verschillen in de samenstelling van de otolieten kon niet worden aangetoond. Dit wijst erop dat de Europese glasaal afkomstig is van één paaiplaats. Maar opvallend was, dat de glasaal-otolieten wel verschilden van die van de onderzochte aallarven. En dat wijst wel op het voorkomen van meerdere paaiplaatsen. Hoewel meer onderzoek nodig is, vermoeden de biologen dat er binnen de uitgestrektheid van de Sargasso Zee, meerdere paaiplaatsen aanwezig zijn.

Door verschillen in voedselaanbod, temperatuur en migratieroutes e.d., ontstaan verschillen in overleving tussen larven van verschillende paaiplaatsen. Mogelijk dat de larven van een westelijke paaiplaats beter overleven dan die van een meer oostelijke en dat deze larven later als glasaal Europa bereiken.

Bron:

  • Martin, J. et.al. (2010) An otolith microchemistry study of possible relationships between the origins of leptocephali of European eels in the Sargasso Sea and the continental destinations and relative migration success of glass eels. Ecology of freshwater fish 19 (4): 627- 637
Nieuw licht op aallarven

Denemarken heeft een reputatie op het gebied van aalonderzoek. Zo was het de Deen Johannes Schmidt die rond 1920 de Atlantische oceaan doorkruiste, op zoek naar het paaigebied van de aal. De ontdekking van de Sargasso Zee als meest waarschijnlijke paaiplaats staat dan ook op zijn naam. Verschillende expedities zijn daarna uitgevoerd om meer over de mysterieuze voortplanting van de aal aan de weet te komen. Deense onderzoekers hebben in 2007, als onderdeel van de Galathea expeditie, weer een nieuw tipje van de sluier opgelicht.

Het doel van het onderzoek was meer te weten te komen over de trekroutes en het voedsel van de aallarven. En de mogelijke invloed van klimaatverandering op de sterke teruggang van de aalstand. Van de Sargasso Zee naar de Europese kusten leggen de larven, in de gedaante van “wilgeblaadjes” een afstand af van zo’n 6000 km.

De grens tussen de Sargasso Zee, een soort badkuip met warm zout water, en de koudere oceaan speelt een belangrijke rol. Dit front vormt een gebied met veel geschikt voedsel, in het bijzonder een bepaald soort plankton in de vorm van gelatine-achtige minuscule kwalletjes (jellyfish). Vooral larven van 5 – 25 mm lengte gebruiken dit voedsel, zoals men kon aantonen met uiterst moderne DNA-technieken.

De larven beschikken ook over grijptanden om dergelijk voedsel te kunnen bemachtigen. Als de larven een bepaalde lengte hebben bereikt, zorgt het front ook voor jet-stromen die de larven vanuit het opgroeigebied in de oceaan “pompen”. Deze jet-stromen creëren ook een oostwaartse stroming, als het begin van de kortste en snelste weg voor de larven naar Europa. De gedachte dat de aallarven vooral de Golfstroom gebruiken voor transport, is daarmee op losse schroeven komen te staan.

Het onderzoek, waarvan andere resultaten nog moeten worden gepubliceerd, wijst op een mogelijke rol van de klimaatverandering. Dit zou leiden tot een minder ontwikkeld front, met gevolgen voor het voedsel, de kracht van de jet-stromen, de trekroute en overleving van aallarven. De ontdekte voedselvoorkeur kan een hulp zijn voor de kunstmatige voortplanting en het opkweken van aallarven.

Experimenten tot nu toe brachten het niet verder dan het produceren van larven van 2 – 3 weken oud. Het vinden van geschikt voedsel voor het opkweken van larven is tot nu toe een onneembare horde gebleken. Andere onderzoeken hebben eerder gewezen op het mogelijke belang van een ander type voeding: in het oceaanwater opgeloste suiker-eiwitverbindingen (glycoproteinen). Aallarven kunnen deze stoffen waarschijnlijk gewoon door de huid heen opnemen. Biologisch een interessant fenomeen: zwemmen en eten tegelijk, erg handig als je nog zo’n 6000 km voor de boeg hebt…

Bronnen:

Er zijn geen gerelateerde berichten.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.