Er zit dankzij de afgenomen visserijdruk meer schol en haring in de Noordzee. Met de kabeljauw is het echter nog steeds slecht gesteld. Dat zegt de Internationale Raad voor Onderzoek van de Zee (ICES) in haar jaarlijkse advies aan de Europese raad van visserijministers.
De schol en de haring hebben volgens het ICES geprofiteerd van de afgenomen visserijdruk (klik hier voor het nieuwsbericht van IMARES over de voorlopige ICES vangstadviezen). De sanering van een deel van de kottervloot – zoals bij de boomkorvloot waar schepen uit de vaart zijn genomen – heeft dus een aanwijsbaar positief effect op de visstand. Deze duidelijke relatie tussen visserij inspanning en de grootte van de diverse visbestanden is dus een voorbeeld voor andere visserijen en vissoorten waar het momenteel nog niet zo goed mee gaat.
Bijvoorbeeld voor de kabeljauw. Daar gaat het ondanks pogingen om de kabeljauwstand te herstellen nog steeds erg slecht mee; vooral in de zuidelijke Noordzee. Er is wel enig herstel, maar dat is zo gering dat zich dit niet vertaalt in een groter bestand en betere vangstmogelijkheden. Om het bestand weer zo snel mogelijk binnen veilige biologische grenzen te krijgen, zegt ICES dat de vangst volledig moet worden stopgezet.
Het ICES advies spreekt zich niet uit over de zeebaars. Dit vanwege het feit dat deze soort nog geen quota kent. Toch overweegt de Europese Commissie al wel om een TAC (Total Allowable Catch oftewel visquotum) en quota systeem in te gaan voeren voor de zeebaars. De aanlandingen van deze vis stijgen dermate sterk dat ook de bestanden van deze soort in gevaar dreigen te komen.