Spiering

Spiering

Spieringen

Osmerus eperlanus, (Linnaeus, 1758)*

Lengte afgebeelde vis: 14 cm
Lengte tot circa: 45 cm
V

Toelichting

Herkenning: 1. Bovenstandige bek met enkele vrij grote en puntige tanden. 2. Er is een vetvin aanwezig. 3. Op de zijlijn liggen 60-66 schubben. Spiering heeft een kenmerkende komkommergeur. De trekkende ‘zeespiering’ wordt veel groter (gemiddeld 25 cm) dan de niet-trekkende ‘binnenspiering’ die niet groter wordt dan circa 15 cm.
Verspreiding: Noordoost-Atlantische kusten, Noordzee, Oostzee en Barentszzee. Langs de Nederlandse kust en in de zeegaten algemeen. De zeespiering is in het binnenwater veel minder talrijk dan de binnenspiering, die in zoet water in de kustprovincies voorkomt (IJsselmeer, Tjeukemeer).
Leefwijze: Van oorsprong een anadrome (in zoet water paaiende) trekvis, die echter ook zijn hele levenscyclus in zoet water kan voltooien (‘binnenspiering’). Paait van maart tot mei in zoet water op zandige of grindachtige bodems, maar in het IJsselmeer ook op verharde dijklichamen.
Voedsel: Dierlijk plankton en kleine kreeftachtigen. Grote spiering eet ook wel vis: meestal zijn dat kleinere soortgenoten.

Naamgeving: Smelt Stint Éperlan

Een "V" betekent dat de vissoort in de Visserijwet is opgenomen.


Meer informatie

* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.