Jumping Jack

2270
11 mei 2021

Deze fraaie actiefoto doet een beetje denken aan de beelden van wilde zalmen die springend watervallen passeren. Dit betreft echter onze ‘eigen’ winde en een typisch Nederlands tafereel. Luc Hoogenstein stond op 14 maart aan de vispassage in de Maas bij Lith en drukte precies op het juiste moment af om deze springende winde vast te leggen. Maar waarom doet deze vissoort dit eigenlijk?

Waar bij veel vissoorten wordt gesproken over de paaitijd, heeft men het bij de winde meestal over de windetrek’. Als die begint – meestal in februari of maart – trekken enorme aantallen windes vanuit de meren en rivieren stroomopwaarts, op zoek naar zijriviertjes en beken waar zij het paairitueel kunnen voltrekken. Op de weg daar naartoe komt Leusiscus idus vaak meerdere stuwen tegen. Hoe langer de trektocht, hoe meer obstakels ze tegenkomen. Om die te kunnen omzeilen, pakken ze doorgaans de route via de vispassages die naast de stuwen liggen.

Kleine treden


Deze vispassages worden ook wel ‘vistrappen’ genoemd: het hoogteverschil wordt in kleine, geleidelijke stappen overbrugd. Voor een goed functionerende vistrap moeten die losse ‘treden’ dan wel klein genoeg zijn, zodat de vis onder water, ongezien en dicht langs de bodem stroomopwaarts kan zwemmen. En daar wringt nou precies de schoen. Windes kunnen de steile en snelstromende vispassages – zoals die op bovenstaande foto –meestal nog wel trotseren, maar heel veel andere vissen niet.

Goede en slechte zwemmers


De winde is een goede zwemmer die tot wel enkele tientallen centimeters hoog kan springen om voorbij een obstakel te komen. Zo’n jumping jack ziet er weliswaar spectaculair uit, maar dit doen windes eigenlijk alleen als het echt noodzakelijk is. Als een vis moet springen om langs een obstakel te komen, is dat geen goed teken. Binnen de groep trekvissen – zoals de zalm, houting, paling en elft –
zijn er immers ook nog de ‘slechte zwemmers’, zoals de driedoornige stekelbaars. Ook zijn er trekvissen die bij lange na of helemaal niet zo acrobatisch kunnen springen. Bij de vispassage op deze foto krijgen die het dus een heel stuk moeilijker dan de winde – als het ze überhaupt al lukt om er doorheen te komen.


foto Jan Kamman

Tegen inteelt


Voor de voortplanting – en daarmee het voortbestaan van de soort – is het van groot belang dat trekvissen vistrappen kunnen passeren. Dit geldt ook voor de slechte zwemmers en tevens voor zogenaamde ‘bodemsoorten’ zoals de brasem, barbeel en kopvoorn. Als vissoorten kunnen migreren wordt voorkomen dat populaties té geïsoleerd raken – dat zou op lange termijn inteelt tot gevolg hebben. Gelukkig is er bij waterbeheerders steeds meer aandacht voor de inrichting van onze binnenwateren en de gevolgen daarvan voor vis. Via diverse projecten – zoals Swimway Vecht – is ook Sportvisserij Nederland hier nauw bij betrokken. Het uiteindelijke doel van deze inspanningen is om alle vismigratieknelpunten in ons land op te heffen of in elk geval te voorzien van een goed werkende vispassage.


Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.