Aal

Aal

Alen

Anguilla anguilla, (Linnaeus, 1758)*

Lengte afgebeelde vis: 0 cm
Lengte tot circa: 130 cm
V 28 cm.

Toelichting

Herkenning: 1. Het lichaam is slangachtig van vorm. 2. De borstvinnen bevinden zich direct achter de kop. 3. Op het achterste deel van het lichaam is, zowel onder als boven, een lange vinzoom aanwezig die uitloopt in de staartpunt. Buikvinnen ontbreken.
Verspreiding: Noordoost Atlantische Oceaan, Noordzee, Oostzee, Middellandse Zee en Zwarte Zee van IJsland en Lapland in het noorden tot West-Afrika in het zuiden. In Nederland (steeds minder!) algemeen. Trekt meestal als doorzichtige glasaal van circa 6 cm lengte vanuit zee de binnenwateren in. Volwassen exemplaren trekken terug naar zee om zich voort te planten. De glasaalintrek is tegenwoordig sterk verminderd.
Leefwijze: Trekt in het voorjaar als doorzichtige glasaal van circa 6 cm lengte vanuit zee de binnenwateren in, maar een gedeelte blijft hangen in de estuaria en dicht onder de kust. Wanneer de aal paairijp wordt, krijgen de flanken en buik een zilverglans, de rug wordt donkerder en het oog wordt groter. Deze zogenaamde ‘schieraal’ keert terug naar zee om zich voort te planten (vermoedelijk) in de Sargassozee, waarna ze sterven.
Voedsel: Het voorkeursvoedsel bestaat uit wormen en kreeftachtigen, in zoet water ook uit insectenlarven. Grote exemplaren eten ook wel kleine vissen en weekdieren. Schieraal neemt geen voedsel tot zich.

Naamgeving: Eel Aal Anguille

Een "V" betekent dat de vissoort in de Visserijwet is opgenomen.


Meer informatie

* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.