Dikkopje

Dikkopje

Zeegrondels

Pomatoschistus minutus, (Pallas, 1770)*

Lengte afgebeelde vis: 3 cm
Lengte tot circa: 11 cm
O

Toelichting

Herkenning: 1. Kleine vis met een brede kop met gezwollen wangen en lippen. Ogen dicht bij elkaar en hoog in de kop geplaatst. Bovenzijde kop met schubben. 2. De twee rugvinnen aan de basis duidelijk gescheiden. 3. Buikvinnen aaneengegroeid tot een zuignap, waarmee de vis zich kan vastzetten op een harde ondergrond. 4. Achterrand van de eerste rugvin met donkere vlek (bij mannetjes in de paaitijd geheel wit omrand). Geen zwarte vlek aan de basis van de borstvinnen en verticale strepen op de flanken ontbreken, alleen onduidelijke vlekken. 5. Onvolwassen exemplaren op basis van uiterlijke kenmerken moeilijk te onderscheiden van Lozano´s grondel (P. lozanoi).
Verspreiding: Oost-Atlantische Oceaan, Noordzee, Oostzee. Langs de Nederlandse kust algemeen, zowel in estuaria als in open zee. Gewoonlijk tot een diepte van 40 meter, maar tot een diepte van 200 meter waargenomen.
Leefwijze: Leeft langs de kust en in zeearmen en estuaria op de bodem. Paait ’s zomers. De eieren worden afgezet in lege schelpen en bewaakt door het mannetje. Trekt ’s winters weg uit ondiep water.
Voedsel: Kleine bodemorganismen zoals kreeftachtigen en vissenlarven.

Naamgeving: Sandgoby Sandgrundel Gobie buhotte

Een leeg cirkeltje geeft aan dat de vissoort niet in één van de wetten voorkomt.


Meer informatie

* Naam van de eerste auteur die de vissoort een wetenschappelijke naam gaf, en het jaar waarin dat gebeurde. Is de eerste wetenschappelijke naam nadien gewijzigd, dan staan de auteursnaam en het jaartal tussen haakjes.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.