Dit waren vragen die centraal stonden in het proefschrift van Pim Lemmers getiteld: ‘Wanneer inheemse en uitheemse soorten elkaar ontmoeten. Effectbeoordeling en beheer van invasieve rivierkreeften en vissen in rivierecosystemen’, dat hij op 30 mei 2024 verdedigde.
Kanalen die rivierstroomgebieden met elkaar verbinden leiden tot grote uitwisseling van zowel inheemse als uitheemse organismen. Denk bijvoorbeeld aan de aanleg van het Main-Donaukanaal waardoor het stroomgebied van de Rijn sinds 1992 in verbinding staat met dat van de Donau. Dit heeft geleid tot een versnelde immigratie van talrijke soorten uit het Ponto-Kaspische gebied naar het Rijnstroomgebied, zoals uitheemse grondels en vlokreeften waardoor de fauna van de Rijn inmiddels sterk lijkt op dat van de Donau. Een andere factor is de intensieve scheepvaart in riviermondingen en havens waardoor introducties plaatsvinden via transport op scheepsrompen en via inname en lozing van ballastwater.
De zwartbekgrondel bijvoorbeeld is op deze manier Nederland binnengekomen. Ook door al dan niet opzettelijke introducties, komen exoten het land binnen.
In onnatuurlijk oevers, die hier met stortstenen is vastgelegd, voelen exoten zich vaak goed thuis.
Een goed voorbeeld hiervan zijn de verschillende soorten invasieve rivierkreeften. De sterk aangepaste, vervuilde, verstoorde en intensief gebruikte rivierecosystemen vormen een ideaal leefgebied voor deze soorten. Denk hierbij aan de met stortstenen vastgelegde oevers van rivieren of genormaliseerde watergangen waarin minder ruimte overblijft voor inheemse soorten dan in natuurlijk stromende, meanderende watergangen met een grote variatie aan biotopen. Het door klimaatverandering en lozingen opwarmende oppervlaktewater zorgt voor de vestiging van exoten uit warmere klimaatregio’s. De waterbeweging en golfslag door scheepvaart zijn gunstig voor exoten die zich hechten aan hard substraat.
Exotische steuren worden als vijvervis verkocht maar worden vaak uitgezet in open water en vormen een bedreiging voor de Europese steur.
Invasieregels
De regel van 10 gaat ervan uit dat 10 procent van de soorten die buiten hun oorspronkelijke verspreidingsgebied terechtkomen, ontsnappen of worden uitgezet, 10 procent van deze soorten zich vestigen en 10 procent van de gevestigde soorten invasief worden.
Dit wordt ook wel de ‘10 procent invasieregel’ genoemd. Deze regel is onlangs bijgesteld in de vorm van een '50 procent invasieregel' voor gewervelde soorten en de '25 procent invasieregel' voor andere organismen.
Soorten die zich snel aanpassen aan een nieuwe omgeving en daar geen hoge eisen aan stellen maken de grootste kans om invasief te worden. Exoten kennen vaak een invasiedynamiek, bestaande uit opeenvolgende fasen waarin ze opvlam- en uitdoofpatronen vertonen. Tijdens de kolonisatie en vestigingsfase zijn dichtheden en de effecten over het algemeen laag.
Naarmate de tijd vordert en wanneer de milieuomstandigheden geschikt zijn (geworden), zoals door klimaatverandering en lozingen, woekert de exoot in de 'opvlamfase' en nemen dichtheden en de impact exponentieel toe tot een 'piekfase' wordt bereikt. Op dat moment
is er sprake van een invasieve exoot.
Na verloop van tijd treedt de 'instortfase' in en neemt het aantal af. Uiteindelijk stabiliseert de populatie zich op een lager niveau tijdens de ‘uitdooffase' en nemen de ongewenste effecten af zoals in het geval van de snoekbaars. De exoot wordt dan ‘ingeburgerd’ genoemd. Nieuwe exoten kunnen worden gebruikt om negatieve effecten van reeds gevestigde exoten tegen te gaan en worden daarom soms ook bewust geïntroduceerd.
Deze invasiedynamiek houdt in dat een exoot extreem grote populaties kan vormen tot uitbraakniveaus doordat ze niet in toom gehouden worden door ziekten, parasieten en predatoren. Ook een overdaad aan beschikbaar voedsel en habitat dat slechts ten dele gebruikt wordt door inheemse soorten speelt hierbij een rol. Geringe natuurlijke regulatie door voedsellimitatie of concurrentie door inheemse soorten verhoogt de overlevingskans en het voortplantingssucces van een invasieve exoot en daarmee de kans op de
vorming van grote populaties.
Wanneer inheemse parasieten en predatoren na verloop van tijd vertrouwd raken met de exoot, of wanneer ook ziekten en/of parasieten uit het oorspronkelijke verspreidingsgebied worden geïntroduceerd, wordt de populatie van invasieve soorten op natuurlijke wijze gereguleerd of kan deze zelfs instorten. Hoelang dit proces duurt, is van tevoren moeilijk te bepalen. De aanwezigheid van een invasieve exoot wordt vaak pas vastgesteld wanneer deze zich tijdens de 'opvlamfase' exponentieel
vermeerdert en vervolgens snel gaat verspreiden.
Snoekbaars: ooit een exoot, inmiddels een ingeburgerde vissoort
Ongewenste effecten
Invasieve exoten hebben door concurrentie om voedsel en schuilplaatsen, ziekteoverdracht, habitatverandering en predatie een negatieve impact op de biodiversiteit en het functioneren van ecosystemen. Ook kunnen invasieve exoten zorgen voor verslechtering van ecosysteemdiensten zoals visserij, waterzuivering, -afvoer en -behandeling. Daarnaast zijn er nadelige gevolgen voor de economie
en het menselijk welzijn, zoals instabiliteit van dijken door graafactiviteiten van uitheemse rivierkreeften (of zoogdieren zoals muskusratten), ontoegankelijkheid van waterwegen of verminderde aan- en afvoer van water door overmatige overwoekering van
waterplanten, mosselen die schade toebrengen aan elektriciteitscentrales door verstopping van leidingen, en uiteindelijk hoge financiële kosten voor de samenleving. Geschat werd dat alleen al in 2020 de totale schade ten gevolge van invasie exoten in Europa €116,2 miljard bedroeg.
Dankzij de ontwikkeling en standaardisatie van risicobeoordelingsprocedures kan het risico van potentiële invasieve exoten nauwkeurig worden ingeschat. Op grond hiervan kan de overheid weloverwogen beslissingen nemen voor het beleid en beheer of de bestrijding van soorten met een hoog risico. Voor een gedegen risicoanalyse is betrouwbare wetenschappelijke informatie over exoten noodzakelijk.
Voor een (kosten)effectieve aanpak is het vooraf kunnen inschatten welke soorten een hoog risico vormen essentieel.
Door een vroegtijdige detectie en aanpak heeft de Amerikaanse stierkikker zich niet kunnen vestigen in Nederland.
Bestrijding
De potentiële risico's van een exoot moeten snel na de ontdekking in kaart worden gebracht waardoor potentiële schadelijke effecten kunnen worden voorkomen of beperkt. Eliminatie is alleen haalbaar bij soorten met een beperkte verspreiding. Helaas is dat vaak niet meer het geval bij soorten die pas tijdens de 'opvlamfase' worden waargenomen. Zeker in open watersystemen is eliminatie vrijwelonmogelijk. In deze gevallen is alleen een lokale aanpak mogelijk om nadelige effecten tegen te gaan.
Herstel van watersystemen door hermeandering en herprofilering van oevers om een natuurlijke oeverbegroeiing te bewerkstelligen geven inheemse predatoren meer kansen, terwijl er voor de rivierkreeften minder plek in het ecosysteem beschikbaar is en zo de draagkracht voor de populaties van invasieve soorten wordt verlaagd.
Paraatheid, vroegtijdige waarneming en snelle eliminatie zijn van essentieel belang om nieuwe introducties te voorkomen. Een zogenaamde horizonscan is een belangrijk hulpmiddel om soorten met een hoog risico die nog niet in Nederland voorkomen snel te identificeren of die een zeer beperkte verspreiding hebben. Dit omvat een systematische en toekomstgerichte aanpak om potentiële bedreigingen van exoten voor inheemse ecosystemen te identificeren en aan te pakken, waardoor de paraatheid wordt vergroot. Ook burgerwetenschappers spelen een belangrijke rol in de vroege detectie van exoten door veldwaarnemingen door te geven aan portalen
zoals Waarneming.nl of MijnVISmaat.
Vroegtijdige detectie maakt snelle eliminatie mogelijk wanneer een soort in het wild wordt waargenomen. Een voorbeeld hiervan is de Amerikaanse stierkikker. Snelle eliminatie in een vroege invasiefase minimaliseert de nadelige effecten van invasieve exoten en de kosten van hun beheer op de lange termijn drastisch.
Tot slot is het bevorderen van de preventie van de introductie en handel van risicovolle exoten de meest kosteneffectieve en geschikte manier om negatieve gevolgen te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan door maatregelen te treffen om introductie van meelifters beter te controleren bij export en import. De aquariumhandel, die een belangrijke bron van invasieve exoten is, kan beter
worden gereguleerd met behulp van positieflijsten (waarop staat welke soorten gehouden en verhandeld mogen worden en welke andere soorten verboden zijn). Een andere vorm van preventie is bijvoorbeeld het verbieden van de handel in levende rivierkreeften
voor consumptie. Verder zou het nuttig zijn als de overheid het inleveren van huisdieren in speciaal opgezette opvangcentra zou faciliteren om te voorkomen dat exoten opzettelijk in het wild worden vrijgelaten, aangezien hier nu geen goede alternatieven voor
bestaan. Voorkomen is immers beter dan bestrijden.
Bron: VISionair no. 75, maart 2025