Omdat de vis in het (vroege) voorjaar vaak nog relatief traag en moeizaam aast, kan dobbervissen in deze periode om de kleinste details gaan.
Wedstrijdvisser Stijn Kersten (18) laat aan een zonovergoten Noordhollandsch Kanaal zien hoe de juiste dobber én het gebruik van deze beetmelder het verschil kan maken.
“Nee, muggenlarven heb ik helaas niet bij me. Die moeten uit Rusland en Oekraïne komen en door de huidige situatie daar is de aanvoer gestokt”, meldt Stijn terwijl hij een pinkie op zijn haakmaatje 20 rijgt. Even lijkt de geboren Winterswijker een grap te maken, maar de verklaring blijkt serieus. Als aas heeft hij wél maden, pieren, casters en zowel dode als levende pinkies (minimaden) bij zich.
“Daar zou het ook mee moeten lukken, want vis zit hier genoeg – ook ’s winters. Ik ben vanochtend natuurlijk ook niet voor niets voor een rit van twee uur in de auto gestapt.” Nadat hij zijn hengel op de volle lengte van 11,5 meter heeft gebracht, laat Stijn de lijn rustig zakken totdat het felrode topje van de dobber nog maar nét boven water uitsteekt. “Kijk, dat is helemaal perfect zo.”
Lees
hier het volledige artikel.