DOETINCHEM - In de jaren zestig en zeventig werden beken met grote ijver rechtgetrokken. Het water moest snel weg kunnen. Twintig jaar geleden drong het besef door dat de Achterhoek begon te verdrogen. Daarna mochten beken weer voorzichtig meanderen.
De werkzaamheden die de afgelopen vijftien jaar aan de Achterhoekse beken en waterlopen zijn uitgevoerd, hebben gunstige gevolgen. De verdroging in de Achterhoek lijkt te stoppen en de natuur is al op veel plaatsen aanmerkelijk verbeterd.
Foto: De biologen Anton Stortelder en Robert Kwak (met hoed) bij een zijtak van de Slinge: 'In beken moet het heftig kunnen stromen'. Foto Jan van den Brink
Toch kan het beter, volgens Anton Stortelder en Robert Kwak, biologen van het Wageningse bedrijf Alterra. Stortelder en Kwak, geboren en getogen in de Achterhoek, onderzochten in opdracht van het waterschap Rijn en IJssel de gevolgen van vijftien jaar werken aan de Achterhoekse beken.
Volgens het tweetal zal meer beseft moeten worden dat het waterbeheer veel grotere gevolgen heeft dan alleen voor de beek en waterlopen met de naastgelegen oevers. In de wijde omtrek zijn de gevolgen merkbaar als het waterpeil verandert. Zeker op de lange termijn. Bij het bedenken van plannen zullen de opstellers dan ook intensief overleg moeten voeren met alle betrokken partijen. Daardoor kan rekening gehouden worden met de verschillende belangen in het gebied. Met kleine ingrepen kan grote winst worden verkregen, menen Stortelder en Kwak.
Neem een bos waar een beek door stroomt. Zaden die de bomen produceren vallen in het water, die deze zaden meevoeren. Als de beek bij zware regenval een keer woest door het bos gaat, spoelt tegelijk een vloed aan zaden stroomafwaarts. "Het is dus goed als de plannenmakers zich afvragen waar belangrijke planten zich bevinden. Deze 'genenbronnen' zijn van groot belang voor een gebied", zegt Stortelder.
Hij durft het bijna niet hardop te zeggen, maar het liefst zou hij zien dat alle stuwen uit de beken zouden worden gehaald. In het verleden is wel erkend dat stuwen rampzalig zijn voor sommige soorten vis. Vissen kunnen namelijk niet stroomopwaarts waardoor de voortplanting ernstig bemoeilijkt wordt. Als oplossing is bedacht om een meanderende waterloop langs de beek te graven. Deze zijtak (bypass) maakt een beek voor vissen wel toegankelijk. In de Slinge, tussen Winterswijk en Groenlo, zijn enkele omleggingen gerealiseerd. Maar echt gelukkig is het tweetal niet met deze zijtakken.
"De vissen kunnen er wel door, maar het is eigenlijk geen beek. Als er veel water is, voert de hoofdbeek het meeste water af. In de bypass blijft het water rustig stromen en krijgt daardoor niet de kenmerken van natuurlijke beek. Dat heeft weer gevolgen voor planten en dieren", zeggen de onderzoekers. Zij vinden dat een natuurlijke beek bij veel regen woest moet kolken waardoor de bedding op de ene plaats afkalft en op en andere plaats een zandafzetting krijgt. Zulke wisselingen zijn van wezenlijk belang voor de waterfauna, vinden ze.
Als de uitvoerders aan het werk gaan moet beter worden nagedacht over het werk, hebben de twee onderzoekers vastgesteld. Een beek in een bos was ooit uitgegraven en het overtollige zand was op de oever gelegd. Maar daarmee werden ook zeldzame planten onder een laag zand bedolven. Ze zijn de klap niet meer te boven gekomen. Daarom moet vooraf goed worden onderzocht hoe de werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. Stortelder en Kwak bevelen aan om het zand af te voeren.
Bovendien hoeft de afwerking niet altijd netjes. Een terrein dat heel glad wordt gestreken houdt sommige planten en dieren weg. Ook 'microreliëf' leidt volgens het tweetal tot biodiversiteit.
Om herstelplannen in de toekomst goed uit te voeren zal voor elk groot plan een 'procesmanager' moeten worden aangesteld, menen Stortelder en Kwak.
Bron: gelderlander.nl