Visvriendelijk beheer en onderhoud

4278
07 jul 2020

In 2021 worden voor de KRW-planperiode 2022-2027 nieuwe stroomgebiedsplannen en bijhorende maatregelenprogramma’s vastgesteld. In een serie van drie artikelen geeft Sportvisserij Nederland haar visie op de komende planperiode. In dit laatste artikel staat visvriendelijk beheer en onderhoud centraal.

De Kaderrichtlijn Water (KRW) verplicht alle lidstaten de nodige maatregelen te nemen om voor alle Europese wateren een goede chemische en ecologische toestand te bereiken. Elke zes jaar worden hiertoe stroomgebiedsbeheerplannen opgesteld.

In de afgelopen planperiode is een groot aantal maatregelen uitgevoerd, waaronder de aanleg van natuurvriendelijke oevers, vispassages en overige inrichtingsmaatregelen. Ook was er aandacht voor beheer, zoals visvriendelijk sluis- en stuwbeheer, (gering) flexibel peilbeheer (IJsselmeer), de aanpak van riooloverstorten en mest- en spuitvrije zones.

Cruciaal bij het opstellen van de nieuwe maatregelenprogramma’s is het inventariseren van de resterende knelpunten.

Natuurvriendelijke oevers vormen een belangrijk opgroeigebied van vissen.

Levenscyclus

Voor een duurzame visstand is het van belang dat vissen hun gehele levenscyclus kunnen volbrengen: van geboorte tot paai moeten ze voedsel kunnen zoeken, vrij kunnen migreren, schuilgelegenheid vinden én kunnen overwinteren. Aangezien waterbeheer al deze aspecten beïnvloedt, is het zaak om waterbeheer goed af te stemmen op de levensvoorwaarden voor vis.

Maaibeheer en baggeren

In veel Nederlandse wateren neemt de hoeveelheid waterplanten toe. Hoewel ze onmisbaar zijn voor een gezonde visstand, is een overvloed ervan schadelijk voor zowel de visstand als de bevisbaarheid. Het dichtgroeien van wateren verhindert niet alleen de aan-en
afvoer van water, maar kan ook nadelig zijn voor de zuurstofhuishouding. Daarom is het maaien van planten steeds vaker noodzakelijk.

Belangrijk is om per watertype de meest geschikte en visvriendelijke maaimethode te kiezen. Maaien kan namelijk tot aanzienlijke problemen voor vissen leiden. Grove maaimethodes, met name de maaiboot maar ook de maaikorfmethode met steeds bredere 
maaikorven, leveren vaak schade op aan de visstand als gevolg van fysiek contact met maaiapparatuur, vis die met het maaisel op de oever terechtkomt, zuurstoftekort als gevolg van bodemomwoeling en het verdwijnen van schuilplaatsen voor jonge vis.

Met grove methodes worden vaak alle water- en oeverplanten verwijderd waardoor een kale, troebele bak water overblijft. Veel beter is het om een kwart van de vegetatie te laten staan zodat er voldoende fauna en vishabitat overblijft. In het ideale geval worden oevers om en om, in delen en/of gefaseerd, gemaaid. Dit geldt ook in het najaar, zodat er in de winter schuilplaatsen blijven bestaan.

Ook het tijdstip van maaien is van belang. Wachten met maaien tot het water volledig is dichtgegroeid, maakt dat de vis niet meer kan vluchten en vaak met het maaisel op de kant terechtkomt, beschadigd raakt of zelfs gedood wordt door maaimessen.

De wijze van uitvoeren speelt een grote rol in het beperken van de schade. Onder meer de snelheid van maaien, beroering van de bodem en het nalopen van het maaisel zijn van invloed op de schade. Daarvoor is het voorlichten van veldmedewerkers van belang. Maaien zou nooit bij hoge watertemperaturen (>25° Celcius) moeten gebeuren. Al deze aandachtspunten gelden overigens ook 
voor baggerwerkzaamheden.

Wanneer wateren dichtgroeien is beheer noodzakelijk. Daarbij dient niet te worden gewacht totdat een water volledig is dichtgegroeid.

Waterkwaliteit

Een goede waterkwaliteit is voor vissen van levensbelang. In de afgelopen planperioden van de KRW stond daarbij het terugdringen van nutriënten (stikstof en fosfaat) voorop. In diverse wateren is inmiddels geen sprake meer van eutrofiëring, maar eerder van een
nutriëntentekort. Dit geldt bijvoorbeeld voor het IJssel- en Markermeer, zoals blijkt uit het wetenschappelijk eindadvies Autonome Neergaande Trendstudie in het IJsselmeergebied.

Uit een studie van onderzoeksbureau B-Ware is gebleken dat de lage nutriëntconcentraties in de Loosdrechtse Plassen de groei van riet beperken. Hoge nutriëntenconcentraties in Nederland zijn nu nog vooral het gevolg van uitspoeling van (kunst) mest, de afbraak van veen, nalevering uit de bodem of voedselrijke kwel.

Wat nu aandacht vraagt zijn microverontreinigingen zoals bestrijdingsmiddelen, medicijnresten en plastic. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat dergelijke stoffen het gehele aquatische voedselweb zwaar kunnen aantasten, onder meer door chronische blootstelling
aan deze stoffen.

Ook de afname van insecten – waarbij er steeds meer aanwijzingen zijn dat bestrijdingsmiddelen zoals neonicotinoïden een rol spelen – heeft effect op vissen, omdat zij vaak in één of meer levensstadia afhankelijk zijn van insecten als voedsel. De impact op de allereerste levensstadia is het grootst, omdat vis met een zeer kleine bekopening alleen zeer kleine organismen kan eten. Als deze voedselbronnen onder invloed van verontreinigingen in omvang afnemen of verdwijnen, kan rekrutering van vissoorten verslechteren met gevolgen voor de hele vispopulatie.

Voor bodemvissen zoals de aal vormen stoffen als PCB’s en dioxines op een aantal plaatsen in de grote rivieren nog steeds een bedreiging. Van zowel micro- als nano- plastics is nog niet bekend bij welke concentraties effecten op het ecosysteem ontstaan, maar het is wel een probleem dat steeds meer zorgen baart.

Andere bedreigingen voor vis zijn riooloverstorten, (verontreinigde) baggerstort in diepe plassen en te hoge watertemperaturen door onder meer koelwater en scheepvaart. Ook is recent gebleken dat de vergunningverlening soms geen goede waterkwaliteit voor
bijvoorbeeld drinkwater kan garanderen. Bij de aanpak van verontreinigingen bestaat de voorkeur voor bronmaatregelen boven andere maatregelen.

Waterplanten zijn  belangrijk voor een vissoort als de zeelt.

Migratie

De meeste vissoorten trekken van het ene deelhabitat naar het andere, met name voor hun voortplanting, het zoeken van voedsel, schuilen voor predatoren of het overwinteren. Riviervissen trekken stroomop- en stroomafwaarts, sommige soorten trekken ook naar zee en terug.

Via aangepast beheer is met de migratiebehoefte van vissen rekening te houden. Te denken valt aan:

  • flexibel gemaalbeheer (bij een visvriendelijk gemaal, inzet lokstroom);
  • aangepast beheer waterkrachtcentrales (uitschakelen in de voornaamste trekperiode);
  • aangepast beheer schutsluizen (loze schuttingen).
Visvriendelijk beheer is ook in zoet-zoutovergangen toe te passen, zoals de recent gerealiseerde kier in de Haringvlietdam laat zien. De timing en duur van zulk beheer moeten wel voldoende zijn voor trekvissen: een kier als de vis niet trekt heeft geen nut. In hun jongste stadia foerageren en leven riviervissen vaak in ondergelopen uiterwaarden en zijwateren. Daarom is het belangrijk dat deze opgroeigebieden bereikbaar zijn.

Door het programma Ruimte voor de Rivier zijn langs de grote rivieren diverse maatregelen genomen 
zoals vergraving van uiterwaarden en de aanleg van nevengeulen en langsdammen. Vissen profiteren van het verbinden van deze gebieden bij verschillende – met name lage – waterstanden.

De maaikorf, een veelgebruikte maaimethode, is schadelijk voor vissen.

Peilbeheer

Omdat de Nederlandse wateren in een keurslijf zijn geperst, zijn vloedvlaktes, zoet-zoutovergangen en meren met een natuurlijk peilfluctuatie, verdwenen. Door riviernormalisaties, de Deltawerken, kunstwerken en een op de landbouw toegesneden peilbeheer, is
de natuurlijke dynamiek verdwenen. Sluipend en verborgen onder de zichtbare problemen van de waterverontreiniging, verdwenen daarmee ook goeddeels de processen die van nature een goede en gezonde visstand garanderen.

In de huidige stroomgebiedsbeheerplannen zijn nauwelijks maatregelen genomen om een natuurlijker oppervlaktewaterpeilbeheer te realiseren. Slechts op enkele wateren worden (te) beperkte peilfluctuaties toegelaten. Natuurlijker oppervlaktewaterpeilbeheer is cruciaal om de voortplanting van vissoorten zoals snoek en kwabaal in het vroege voorjaar mogelijk te maken.

Speciale aandacht vraagt ook het verlagen van het waterpeil in maart en april om landbouwgronden begaanbaar te maken voor landbouwmachines. Natuurvriendelijke oevers die daardoor droogvallen, verliezen hun ecologische functie. Extra wrang is dat daarbij in de zomer gebiedsvreemd water nodig is om te zorgen dat de gebieden niet verdrogen.

Het vasthouden van water in het voorjaar in combinatie met een aangepaste landbouw kan een oplossing bieden. Daarnaast zijn peilfluctuaties cruciaal voor een natuurlijke aanvoer van voedingsstoffen en organisch materiaal vanaf het land, waarna ze in het water worden opgenomen in de voedselketen en zorgen voor de natuurlijke productie van vis.

Met behulp van de harkboot kunnen wateren visvriendelijk worden gemaaid.

Geen inrichting zonder beheer

Natuurvriendelijke oevers kunnen als paai- en opgroeigebied een belangrijke rol hebben voor vissen. Essentieel daarbij is wel dat deze oevers zo worden aangelegd dat ze geschikt zijn voor vissen en dat de oevers goed worden onderhouden. Dat vraagt om een goed
onderhoudsplan met aandacht voor vegetatie, baggerophoping, verlanding en beschoeiingen. Beheer en onderhoud zijn overigens net zo belangrijk voor andere inrichtingsprojecten.

Ook moeten de aspecten monitoring en evaluatie van inrichtingsmaatregelen, bijvoorbeeld of de vispassage goed functioneert, een vast onderdeel vormen van dergelijke projecten. Samengevat kan worden geconcludeerd dat er nog veel werk aan de winkel is, hoeveel er ook al bereikt is sinds het begin van het KRW-programma. Sportvisserij Nederland hoopt daarom dat waterbeheerders de komende planperiode meer rekening houden met:

  • visvriendelijk maaibeheer;
  • verbetering van de waterkwaliteit door maatregelen vooral te richten op het terugdringen van verontreinigingen in plaats van het verder terugdringen van nutriënten;
  • de migratiemogelijkheden van vissen ook te verbeteren door het aanpassen van het beheer van sluizen, stuwen en gemalen;
  • meer prioriteit geven aan natuurlijk peilbeheer door water in het voorjaar langer vast te houden en waterpeilen in de loop van het jaar langzaam te laten zakken. Aanpassing in landbouw is daarbij waarschijnlijk noodzakelijk.
  • meer aandacht geven aan het onderhoud van inrichtingsmaatregelen zodat de functie voor vis ook op de lange termijn behouden blijft.
Gelukkig zijn er nog volop mogelijkheden om met beter beheer en onderhoud het ecosysteem én daarmee de onwikkelingsmogelijkheden van de vis te verbeteren.

(Bron: Visioniar 56, juni 2020)

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.