Bijvangst: Comeback bittervoorn

1603
01 feb 2022

De bittervoorn is de laatste jaren bezig aan een comeback. Dankzij de verbeterde waterkwaliteit, terugkeer van waterplanten en habitatherstelmaatregelen zoals de aanleg van natuurlijke oevers koloniseert de bittervoorn in toenemende mate ook delen van Nederland waar de soort nog niet voorkwam.

De bittervoorn is één van de kleinste karperachtigen van ons land (max. lengte: 9 cm). Vergeleken met voorns en brasems heeft dit
kleine, hoog gebouwde visje een steviger postuur. Ook heeft Rhodeus amarus relatief grove schubben en een eindstandig bekje. Andere opvallende kenmerken zijn de incomplete zijlijn die zich over slechts vier tot zeven schubben uitstrekt, lila weerschijn op de schubben en de groenblauwe streep die vanaf de staartbasis naar het midden van het lichaam loopt.

Exotisch uiterlijk

Met zijn fraaie kleuren heeft de bittervoorn wel iets weg van een exotisch aquariumvisje – er zijn aanwijzingen dat de soort oorspronkelijk niet inheems is, maar uit Azië komt. Zeker als de mannetjes in de paaitijd een oranje oog, zelfde kleur anaalvin en een paarse gloed op de flanken krijgen is het net een tropische vis. Totdat de bittervoorn in 1973 werd opgenomen in de toenmalige Flora en
Faunawet was het dan ook een geliefde soort voor in het aquarium. Die beschermde status heeft hij (deels) nog altijd: de bittervoorn wordt beschermd middels de Europese Habitatrichtlijn.

Sterk toegenomen

Zijn kwetsbare status op de Nederlandse Rode Lijst van bedreigde vissen is hij echter kwijt. Als gevolg van de verbeterde waterkwaliteit is de verspreiding van de bittervoorn in ons land zo sterk toegenomen dat hij hier als redelijk algemene soort niet langer op staat. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de bittervoorn in Zeeland, Flevoland, Drenthe en Groningen nauwelijks voorkomt en de stand door de vrij korte generatiecyclus van jaar tot jaar flink kan verschillen. Dat de bittervoorn het bij ons goed doet is prettig, want Nederland is binnen Europa van groot belang voor de soort.

Mossel en legbuis

Stilstaande en langzaam stromende wateren vormen het leefgebied van de bittervoorn. Daar houden ze zich in kleine scholen op in plantenrijke oeverzones waar ze zich voeden met algen, plantafval, wormen, larven en insecten. De bodem mag niet te modderig zijn omdat er anders geen zoetwatermosselen voorkomen. Deze zijn onmisbaar voor de voortplanting. In de periode april-juni leggen bittervoorns hun eitjes in een levende mossel. Het vrouwtje doet dit met behulp van haar legbuis, waarna het mannetje zijn hom bij de instroomopening van de mossel loslaat. Zo zijn de eieren en larven goed beschermd tegen rovers en worden ze van vers water voorzien.

Om u de beste gebruikservaring te kunnen bieden, gebruiken wij cookies. Voor meer inhoudelijke informatie en het onderscheid die wij hier in maken, verwijzen wij u door naar ons. cookiebeleid.