Ik zag een poster hangen. ‘Zwanger, wat nu?’ U kent ze wel. Een triest kijkende vrouw die waarschijnlijk jarenlang heeft gefeest, zwanger is geworden en een gezicht trekt alsof ze al het wereldleed persoonlijk op haar iele schouders torst.
Een naar gezicht, zoveel leed. Dat is geen fijn begin van de dag. Voor niemand. Ik zag opeens een andere poster in mijn hoofd. Een man met een hengel, grote plug eraan en dezelfde gesloopte blik. ‘Gesloten tijd, wat nu?’ Ik heb met ze te doen hoor, met de roofvissers. Vanaf 1 april tot eind mei – zeg maar juist als het net lekker weer wordt – moeten ze thuis blijven. Ik leef met ze mee. Wij andere sportvissers hebben het makkelijk.
Er is geen gesloten tijd voor karper, voorn, brasem, zeelt, barbeel, aal en noem ze maar op. Wij kunnen lekker doorgaan. Voor ons is het feest. Net als in Groningen, waar de kroegen altijd open zijn. In Amsterdam moet je doordeweeks toch om 1 uur met hangende pootjes naar huis.
Als je goed oplet zie je ze wel scharrellen langs de waterkant. Zo half april, de eerste lentedagen, 23 graden op de thermometer. Dan lopen ze een beetje onhandig door de polder. Met een vlokstokkie, van vroeger. Of met een dobbertje met maïs. Vissend op alles wat bijt. Net een heroïneverslaafde die een takkie zoethout krijgt. Hier, kauwen!
Maar ze zijn doelloos. Zielloos. Er is iets essentieels uit ze weggerukt. En niemand begrijpt het. Waarom een gesloten tijd? De snoek is al uitgepaaid, de snoekbaars nog niet. Maar dat geldt voor alle witvis. Ergens heeft iemand besloten om de snoekbaarsvissers te straffen. Ergens is iemand een keer enorm op zijn nummer gezet door een snoekbaarsvisser en nu is het paybacktime.
Gesloten tijd, wat nu? Misschien moet er opvang komen. Dat vrouwen die ongewenst zwanger zijn, kunnen praten met mannen die heel graag willen vissen. Wie weet wat daar nog voor moois uit voortkomt.
Lebbis is cabaretier, onafhankelijk columnist en verwoed sportvisser.