Bron: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Als in het najaar de temperatuur van het water daalt past het leven onder water zich daaraan aan. Veel insecten en amfibieën kruipen in de modder en vissen passen hun lichaamstemperatuur en hun activiteit aan.
Als in de winter ijsvorming optreedt is dat voor vissen nog geen bezwaar. Onder ijs kan, in koud water, zelfs meer zuurstof oplossen. En daar hun lichaamsprocessen op een lagere stand staan verbruiken vissen minder zuurstof.
Anders wordt het als op het ijs een laag(je) sneeuw komt. Door de sneeuw kan er geen licht meer toetreden tot de waterkolom. De algen kunnen zonder zonlicht geen zuurstof produceren en langzaam daalt het zuurstofgehalte. Bij lange periode van vorst kan onder met sneeuw bedekte ijslaag als gevolg van zuurstofloosheid en vissterfte optreden. Sommige soorten als de zeelt en de kroeskarper gaan niet dood maar raken in een toestand van schijndood. Als de omstandigheden weer gunstig zijn komen ze weer bij.
In gebieden waar (zoute) kwel of gasbronnen voorkomen welt zuurstofloos en voedselrijk water op. Op deze plekken is de sterfte van vis onder ijs vaak groter en massaler. Aan het begin van een vorstperiode is een kwelplek door de stroming minder snel bevroren en herkenbaar in de sloot. Vissen trekken naar dergelijke plekken en kunnen opgesloten raken.
Houdt de vorst langer aan dan verzamelen ook watervogels zich in windwakken of nabij de zoute bronnen. Dit heeft een negatief effect op de waterkwaliteit. De watervogels bemesten het water zeer sterk. En door deze bemesting vind er een intensieve afbraak plaats. Daar hebben de bacteriën en schimmels wel zuurstof voor nodig. Deze zuurstof onttrekken ze aan het water, waardoor er in de onmiddellijke omgeving zuurstoftekort en ook vissterfte kan ontstaan. Het bijvoeren van de vogels in deze wakken betekent voor vissen een extra nadeel.
Wat doet het hoogheemraadschap om vissterfte te voorkomen?
Maatregelen vooraf zijn vooral maatregelen die samenhangen met de taken van de waterbeheerder:
- het op diepte houden van de watergangen door te baggeren en
- het voorkomen van lozingen.
Daarnaast zijn wij ook actief in specifieke visvriendelijke maatregelen. Zoals het aanbrengen van overdiepten in de grotere poldervaarten en het mogelijk maken van migratie. Vis trekt in het najaar naar diepere delen van een polder of boezemsysteem en komt hierbij vaak een aantal hindernissen tegen. Het opheffen van de migratie-belemmeringen is een thema in het waterkwaliteitsbeheer. Tenslotte zijn er aanpassingen in het beheer. Die moeten leiden tot meer ijle rietbegroeiing. Waterschappen doen dit niet alleen maar in samenwerking met sport- en beroepsvissers en natuurbeheerders.
Ondanks dat vissterfte in de winter vaak (begrijpelijke) negatieve reacties van het publiek tot gevolg heeft is het optreden van een dergelijk vissterfte in ecologische opzicht niet zonder meer negatief te noemen. Vaak zijn het de gevoeligste soorten en de grootste exemplaren die het eerst doodgaan. Daarnaast zijn de soorten die hier van nature voorkomen aangepast aan het overleven onder zuurstofarme omstandigheden. Na een periode van lange vorst waarbij veel (grote) vissen zijn doodgegaan kan de kroeskarper bijvoorbeeld van de situatie profiteren. De voor veenweidedistricten 'gebiedseigen' kroeskarper, die nu bedreigd is in zijn voortbestaan, kan de woonplaatsen van zijn concurrenten innemen. Elk nadeel heeft zo weer zijn voordeel.
Wat werkt?
Verwijderen van de sneeuw, over grote oppervlakten waar diep water onder staat is een zeer succesvolle actie. Algen kunnen dan weer zuurstof produceren en zo kan op een natuurlijke manier zuurstof aangemaakt worden onder het ijs. Een hulpmiddel hierbij kan zijn, water langzaam over het ijs te laten stromen waardoor de sneeuw smelt en zodoende de blokkade voor het zonlicht opgeheven wordt.
Zeer grote wakken aanbrengen, zonder dat daar waterwild in komt kan eveneens kansrijk zijn. Kleine wakken trekken veel vissen aan en dit leidt weer tot een verslechterde situatie door de hoge concentratie vissen en de relatief lage zuurstofgehalten. In het verleden werd stro verspreid in dergelijke grote wakken. Dit voorkomt enerzijds de het verblijf van watervogels en voorkomt het dichtvriezen van grote wakken.
Wat werkt niet?
Het oppompen van water en vooral het geforceerd beluchten leidt tot opwerveling van bodemslib. Dit kost weer veel zuurstof en heeft hiermee een averechts effect.
Het vangen en overzetten van vis in open water heeft weinig effect en komt neer op het verplaatsen van het probleem.
Bron: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier